Header Sfeerbeeld nazomer potten met stiften school begint

steun adv kwd

Volg ons op facebook

In welk huis zou God willen wonen? Moet het groot zijn, of juist heel klein?

Vooraf:
Verzamel foto’s van huizen: kastelen en paleizen, kerken, grote en kleine huizen, luxe en eenvoudige huizen, flatgebouwen en bungalows, degelijke huizen en armoedige huizen, hutjes voor vluchtelingen en huisjes waar meerdere gezinnen samen moeten wonen, etc.
Leg de foto’s op tafel zodat de kinderen ze goed kunnen zien.

Stel enkele vragen om het gesprek op gang te krijgen met de kinderen; ze mogen huizenfoto’s aanwijzen:

- In welk huis woont koning David?
- In welk huis zou jij willen wonen?
- Welke huis lijkt het meeste op jouw huis

- Hoe komt het dat deze huizen zo verschillend zijn?
- In welk huis zou God wonen?


Deze laatste vraag is belangrijk. Laat de kinderen rustig nadenken en vertellen. Elk antwoord is goed, maar probeer de kinderen voor de volgende twee gedachten gevoelig te maken:
- God wil in elk huis wonen
- God woont ook in eenvoudige en arme huizen (denk aan de tent in het bijbelverhaal)

Vervolgvragen:

- Hoe weet je dat God in jouw huis woont? Denk aan een kruisje aan de muur, een Bijbel die thuis ligt, een kaars die brandt bij een foto van iemand die is overleden, een wijwaterflesje, een Mariabeeldje dat verwijst naar Jezus, een Rozenkrans met kraaltjes voor het Onze Vader, een plek waar je af en toe bidt etc.
- Hoe kan God zichtbaar worden in een klein of armoedig huis, of zelfs in een tent? De antwoorden kunnen gelijk zijn aan de vorige vraag, maar het doel hier is om de kinderen gevoelig te maken voor Gods aanwezigheid in ‘arme huizen’ oftewel in ‘kwetsbare levenssituaties’. 
- Wat is het kleinste plekje waar God kan wonen? Jouw hart. Dus waar je ook woont, ruim of bescheiden, zelfs als je op straat leeft, er is altijd een klein plekje voor God en jou samen.
- Ook de kerk is een huis van God waar iedereen welkom is. Hoe heet deze kerk? Heb je wel eens gemerkt dat God hier woont? Hoe merkte je dat?

Aan het einde van het gesprek kan de architect terugkomen, alles afronden en zeggen dat hij heel veel geleerd heeft van de kinderen, en dat hij nu begrijpt dat hij naast mooie, grote en dure huizen, ook mooie, kleine en eenvoudige huizen moet ontwerpen. Want iedereen heeft een huis nodig en God wil in al deze huizen wonen. Straks gaat hij met de kinderen eens kijken wat zij willen ontwerpen. 

Doe daarna de oefening ‘Bouw een tent voor God’, te vinden bij Extra’s.

Als de oefening ‘bouw een tent voor God’ is gedaan maakt u de overgang naar de extra creatieve verwerking. Hierin maken we een ontwerp van een huis voor God.